Arbitrage | Drukte om delaminerende betonvloeren
Holklinkende plekken en grofmazige craqueléscheuren in drie betonvloeren laten een onderaannemer twijfelen aan de kwaliteit van de geleverde betonmortel. Onterecht, aldus de leverancier. De arbiter fungeert als scherprechter.
Een onderaannemer brengt op een project drie betonvloeren aan, elk in drie fasen. De hiervoor benodigde betonmortel is bij een leverancier afgeroepen. Direct na de stort van de mortel spaant de onderaannemer de vloeren mechanisch af. Met een prachtig resultaat. Een kleine maand later is daar nog maar weinig van over. Wat begint met holklinkende plekken en grofmazige craqueléscheuren eindigt in het gedeeltelijk loslaten van de toplaag van de vloeren.
Luchtgehalte
Een deskundige boort vervolgens op verschillende momenten en op verschillende plaatsen cilinders uit voor nader onderzoek. Zijn conclusie: de delaminatie van de betonvloeren is veroorzaakt door de vorming van luchtlenzen. Daardoor is een zwakke zone ontstaan onder de dichte, gevlinderde toplaag. Dat is vooral het gevolg van een verhoogd luchtgehalte van de betonspecie.
De onderaannemer – met de hoofdaannemer in zijn nek hijgend – stelt de leverancier aansprakelijk voor de schade. 118.586,40 euro eigen schade plus de schadeclaim van de hoofdaannemer à 60.000 euro vordert hij. De betonleverancier meent niets verkeerd te hebben gedaan.
Vloeibaar
Besteld en aangeboden is betonmortel dat voldoet aan de prestatie-eis C30/37 XA3 F5, stelt de arbiter. Die laatste toevoeging – F5 – betreft de consistentie van de specie. De in eerste instantie afgeroepen klasse F4 is minder vloeibaar dan F5. Naarmate de betonmortel vloeibaarder is, moet er meer fijn materiaal worden toegevoegd om te voorkomen dat de zwaardere onderdelen van het mengsel naar onderen zakken. De eisen waaraan de mortel moet voldoen, zijn neergelegd in de NEN-EN 206+A1; voor Nederland is die NEN-norm ingevuld in NEN 8005+C1.
‘Of de betonmortel aan de overeenkomst beantwoordt, is niet onderzocht’
Productieproces
De leverancier levert onder KOMO-certificaat. Daarvoor geldt de beoordelingsrichtlijn BRL 1806. Met het oog op dat certificaat moet de leverancier gedurende de productie steeds diverse metingen verrichten, administreren en analyseren. Ook gedurende de productie van onderhavige specie. KIWA controleert het productieproces en de daaraan verbonden eisen regelmatig, zowel aangekondigd als onaangekondigd. Het productieproces is volgens de arbiter dan ook afdoende bewaakt. Alle afgeroepen betonmengsels voldoen aan de normen.
Andere eisen
De betonmortel liet zich misschien niet gemakkelijk storten en bewerken, maar beantwoordt wel aan de overeenkomst. De onderaannemer – die naar eigen zeggen jaarlijks een miljoen vierkante meter aan betonvloeren vervaardigt – had mogelijk meer of andere eisen aan de te leveren betonmortel kunnen stellen dan het vrij algemene materiaal dat in de offerte en de afroep daarvan is omschreven. Maar dat heeft hij niet gedaan.
Slotsom
Een tekortkoming van de leverancier is dus niet vast komen te staan. De onderaannemer heeft daarvan ook geen bewijs geleverd. De deskundige is immers uitgegaan van veronderstellingen. Of de betonmortel aan de overeenkomst beantwoordt, is niet onderzocht.
Het is daarmee duidelijk dat de onderaannemer aan het kortste eind trekt. Het volledig bedrag aan proceskosten – 10.510,31 euro – moet hij ophoesten. Plus 7.200 euro voor de leverancier, die daarmee de kosten van rechtsbijstand vergoed krijgt.
Bewerkt naar het desbetreffende verslag van de Raad van Arbitrage
Geschilnummer 36.454
Tekening: Tony Tati/Pennestreek
Discussie zien we graag op Aannemervak, maar wel met respect voor elkaar. Wij vragen daarom om onder volledige naam te reageren. Lees onze andere regels voor discussie hier. Met het plaatsen van een reactie verklaart u zich akkoord met deze regels.