In de technische omschrijving staat weliswaar HR++-glas, maar in de omgevingsvergunning staat een U-waarde van 0,7 W/m²K. De aannemer had triple glas moeten plaatsen, is de conclusie van de opdrachtgever. Hoe oordeelt de arbiter?
Zeven uiteenlopende klachten hebben opdrachtgevers van hun nieuwbouwwoning over het door de aannemer uitge- voerde werk. In totaal ruim 19.000 euro aan kosten voor herstel, dan wel waardevermindering van de woning, zo laten ze berekenen door een deskundige.
Met het rapport van die deskundige onder de arm stappen ze naar de Raad voor Arbitrage in bouwgeschillen. Als genoegdoening eisen ze een bedrag van ruim 38.000 euro. Ook willen ze dat de aannemer de juridische bijstand, het deskundigenonderzoek, de rente en gerechtelijke kosten betaalt.
Hoeveel plussen?
Een van de zeven klachten gaat over het toegepaste glas. In de technische omschrijving staat HR++-glas omschreven. Maar in de omgevingsvergunning – die ook bij de contractstukken hoort – staat een U-waarde van 0,7 aangegeven in de Bouwbesluittoets. Dat betekent in de praktijk: triple glas. De ingeschakelde deskundige rekent voor dat de U-waarde op 1,0 zit voor de combinatie van het kozijn en het glas. Om dit te halen in een Meranti-kozijn is glas nodig met een U-waarde van 0,7 W/m²K. Hij heeft achterhaald via de productspecificaties dat het aanwezige glas een U-waarde van 1,0 heeft, waardoor de U-waarde van 0,7 W/m²K uit de Bouwbesluittoets niet wordt gehaald. Zijn conclusie: in een Meranti-kozijn moet driebladig glas om aan de EPC te kunnen voldoen.
Volgens de opdrachtgever had de aannemer dus triple glas moeten plaatsen. De arbiter is het daarmee eens. De aannemer kan niet verwijzen naar de technische omschrijving op dit punt. En blijkbaar heeft de aannemer niet naar de vergunning gekeken, terwijl die onderdeel is van het contract. De aannemer stelt tijdens de zitting nog voor om geen triple glas te plaatsen, maar folie om ook op de juiste waarde terecht te komen. Wat de arbiter betreft is dat een gepasseerd station. Hij heeft niet eerder gereageerd op de klachten van de opdrachtgever. De arbiter vindt de door de expert begrote 6.240 euro aan materiaalkosten en 523 euro voor herstel van het schilderwerk redelijke bedragen.
Zonwering
Er staat nog iets in de EPC dat in de praktijk ontbreekt: zonwering. De opdrachtgever en aannemer zijn op dat vlak helemaal niets overeengekomen, maar nu het in de EPC staat meent de opdrachtgever dat de aannemer dit had moeten aanbrengen. Daar gaat de arbiter niet in mee. De EPC is niet leidend voor de overeenkomst, stelt hij. Daar komt bij dat zonwering in Nederland als een roerende zaak wordt beschouwd. Dat wil zeggen: meestal brengt de bewoner die voor eigen rekening aan ná oplevering van een woning. Dat is ook in dit geval gebeurd. De arbiter wijst deze klacht daarom af.
Overige klachten
Er zijn ook klachten over te licht voegwerk, het tegelwerk in het toilet, lichtpunten, de WTW en de afmetingen van de ramen in de nok. Voor een deel terecht, voor een deel niet, is het oordeel. Al met al kent de arbiter voor vier van de zeven klachten bedragen toe van samen 11.563 euro. Daar komt bijna 900 euro aan rente bij. Ook moet de aannemer het deskundigenrapport vergoeden.
Omdat beide partijen deels gelijk en ongelijk hebben, verdeelt de arbiter de proceskosten à 5.250 euro (voor ieder 2.625 euro). Betalen moet binnen veertien dagen. De gerechtelijke kosten zijn voor eigen rekening.
Bewerkt naar het verslag van de Raad van Arbitrage in bouwgeschillen, geschilnummer 37.538
Dit artikel is eerder gepubliceerd in Aannemer 5-2023.
Lees ook deze artikelen naar aanleiding van uitspraken van de Raad van Arbitrage in Bouwgeschillen.
Discussie zien we graag op Aannemervak, maar wel met respect voor elkaar. Wij vragen daarom om onder volledige naam te reageren. Lees onze andere regels voor discussie hier. Met het plaatsen van een reactie verklaart u zich akkoord met deze regels.