Met het winnen van de Koning Willem I-prijs voor het mkb eerder dit jaar, zette Lagemaat Heerde zich nadrukkelijk op de kaart. Het bedrijf heeft zich in de afgelopen jaren ontwikkeld van een traditioneel sloopbedrijf tot een koploper in het circulair demonteren en remonteren van gebouwen. Volgend jaar start in Heerde de bouw van het Circulair Centrum Nederland, waarmee het bedrijf door middel van innovatie en onderzoek de circulaire bouweconomie wil bevorderen. “Van een aannemer ontwikkelen wij ons tot een aanbieder”, aldus directeur Gerd-Jan Jongerman.
De schoonvader van Gerd-Jan Jongerman startte in 1977 als verhuurder van grondverzetmachines een eenmanszaak. In de jaren tachtig van de vorige eeuw verschoof de focus steeds meer naar het uitvoeren van sloopprojecten. Zo’n twaalf jaar geleden deed de tweede generatie haar intrede in het bedrijf. Jongerman zette samen met zijn vrouw Corine Lagemaat en twee zwagers het bedrijf voort. Bij het bedrijf werkten toen zo’n dertig mensen. Inmiddels is het personeelsbestand gegroeid naar een tienvoud daarvan. “Dus ja, er is in die twaalf jaar veel gebeurd”, lacht Jongerman.
Welke stappen heeft het bedrijf gezet om te komen waar het nu staat?
“Groeien in omvang en omzet was nooit ons doel. Wij zetten in op investeren in kennis en kunde binnen al onze disciplines.
Bij ieder sloopproject is circulariteit voor ons het uitgangspunt. Waar mogelijk worden gebouwen gedemonteerd en worden de vrijkomende bouwdelen en bouwmaterialen elders weer opnieuw ingezet. Materialen geven wij zo een tweede leven. Inmiddels hebben we projecten van demontage tot circulaire remontage uitgevoerd, geheel in eigen beheer. In tegenstelling tot wat vaak wordt gedacht, hoeft circulair slopen niet per definitie tot hogere kosten te leiden.
Door anders naar de gebouwde omgeving te kijken, hebben we de afgelopen jaren een compleet nieuw businessmodel ontwikkeld. We hebben sterk ingezet op digitalisering. In een vroeg stadium scannen we een te verwijderen gebouw, modelleren het en bepalen de as-built situatie. Zo weten we precies welke materialen er vrijkomen, kunnen deze classificeren en krijgen inzicht in welke gebouwonderdelen geschikt zijn voor demontage en remontage. Het classificeren doen we aan de hand van een 13R-model. Hoe hoger op de R-ladder, hoe lager het grondstofgebruik. Zo krijgen we exact inzicht in elke materiaalstroom van het gebouw, op welke trede die opnieuw wordt ingezet en wat de CO2-reductie is.
De gebouwdelen en materialen bieden we vervolgens aan, bijvoorbeeld aan ontwikkelaars, architecten en bouwers om in te zetten bij de bouw van nieuwe objecten. We maken gebruik van een coderingssysteem, zodat we precies weten welke materialen waar vandaan komen, maar ook waar en hoe ze worden opgeslagen. Zo zijn de materialen tijdens het bouwproces op de juiste manier opgeslagen en in de juiste volgorde klaar om te remonteren. Het hele bouwproces denken we van tevoren uit, inclusief opslag van de materialen, garantie en verzekeringen.
Als familiebedrijf zijn we iedere dag bezig met een langetermijnvisie. We willen toekomstbestendig zijn, ook voor komende generaties. Kijkend naar thema’s als het klimaat en milieu hoort daar een andere manier van denken bij, is onze overtuiging.”
Dit klinkt als veel pionierswerk.
“Absoluut! Heel veel pionieren, heel veel investeren, soms vallen, maar ook weer opstaan en weer doorgaan. Een traditioneel sloopbedrijf kent de waarde van vrijkomende materialen. Het op de juiste manier omgaan met materialen zit bij de meeste sloopbedrijven in de haarvaten. Als Lagemaat wilden wij echter verder gaan en meer impact maken.
Traditioneel komt een sloopbedrijf pas aan het einde van de cyclus in beeld, als een gebouw moet verdwijnen. In onze nieuwe rol zitten we juist aan het begin van het proces. Een klant wil een nieuw gebouw en vervolgens kijken wij digitaal wat wij in ons depot in voorraad hebben aan gebouwen en materialen om een nieuw gebouw te kunnen ontwerpen. Het ontwerpen, coördineren en assembleren doen we samen met partners. Nieuwe gebouwen maken we de- en remontabel. Daar hebben we innovatieve technieken voor ontwikkeld. In 2023 hebben we het voormalige provinciekantoor in Arnhem volledig gedemonteerd. Delen daarvan worden weer gebruikt bij de bouw van het Circulair Centrum Nederland. Wat wij doen is omgekeerd bouwen.”
![Gerd-Jan Jongerman, directeur Lagemaat Heerde](https://www.aannemervak.nl/wp-content/uploads/2024/12/web-Gerd-Jan-Jongerman-Lagemaat2-1024x683.jpg)
Waarom moet zo’n Circulair Centrum Nederland er komen?
“Voor het bereiken van een circulaire bouweconomie is iedereen in de keten nodig. Lagemaat is geen bouwaannemer, maar we zoeken uiteraard wel aansluiting met de bouwsector. We nemen proactief diverse rollen aan om het één en ander aan te jagen, maar uiteindelijk willen we alle krachten uit de bouwketen benutten om circulariteit verder op te kunnen schalen.
De kennis en ervaringen die we inmiddels hebben opgedaan, willen we dolgraag professioneel delen met de sector. We willen alle partijen in de bouwketen inspireren en betrekken bij onze visie. Het op te richten Circulair Centrum Nederland zal een belangrijke rol spelen in het bevorderen van deze samenwerking en kennisuitwisseling.
Volgend jaar hopen we in Heerde een start te maken met de bouw van dit kennis- en onderzoeksinstituut. De materialen die we bij de bouw gebruiken, hebben al een leven achter de rug. De betonelementen zijn dus afkomstig van het provinciekantoor in Arnhem.
De hoogbouw van het Circulair Centrum Nederland wordt het onderkomen van het kennisinstituut. De begane grond en de eerste verdieping zijn vooral gericht op werken, leren en innoveren. Dit moet leiden tot kruisbestuiving.
Met het centrum willen de manier van denken over toekomstbestendig bouwen veranderen. De hoofdpijlers zijn bouw, inclusie en circulariteit.”
Inclusie? Kun je dat uitleggen?
“Het Circulair Centrum Nederland biedt ruimte voor onderwijs en onderzoek, maar biedt ook onderdak aan mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Kozijnhout afkomstig uit sloopprojecten wordt bijvoorbeeld door medewerkers van werkleerbedrijf Lucrato spijkervrij gemaakt. Dit hout wordt vervolgens verzaagd en opnieuw gelamineerd om er gevingerlaste balken van te maken. Daar maken we weer nieuwe kozijnen of neuslatten van.”
Hoe zit het met de prijzen voor secundaire materialen? Kunnen die concurreren met primaire materialen?
“Dat verschilt. Zo’n betonnen kolos als het provinciekantoor in Arnhem, gebouwd in 1987, is er niet neergezet om volledig uit elkaar te halen om vervolgens ergens anders weer neer te zetten. Maar door dat wel te doen, hebben we een nieuwe standaard neergezet. Alles is gedocumenteerd. Als we dit model vaker kunnen toepassen, dan wordt het prijstechnisch ook interessant.
Zo’n donorgebouw roept natuurlijk ook weer vragen op. Het provinciekantoor in Arnhem leverde 750 kanaalplaten op. Kunnen we die zomaar opstapelen of niet? Hoe zit het bijvoorbeeld met de druksterkte? Daarover overleggen we met de producent van vloerplaten, maar we zoeken ook internationale samenwerking met universiteiten om druksterktemetingen uit te voeren. Binnen het samenwerkingsverband ReCreate doen we met de Technische Universiteit Eindhoven en universiteiten in Finland, Zweden en Duitsland onderzoek naar het hergebruik van prefab betonelementen. We toetsen en ontwikkelen een nieuwe verbindingstechniek om prefab betondelen aan elkaar te bevestigen. Zo moet het gebouw in de toekomst ook weer eenvoudig losmaakbaar en remontabel zijn.
Dankzij deze samenwerkingen beseffen we ons steeds meer hoe uniek het werk is wat elke dag uitgevoerd wordt door onze mensen, zowel qua aanpak als schaal, en dat binnen heel Europa.”
Wat is nog meer nodig om een circulaire bouweconomie te bevorderen?
“Stimulerende wet- en regelgeving zou zeker helpen. Met elkaar hebben we een pittige route af te leggen tot 2050. Willen we de afgesproken doelen halen, dan moeten we echt stappen gaan maken. Er moet een vliegwiel op gang gebracht worden. Als bedrijf, en als branche, laten we zien wat mogelijk is. Maar of dat voldoende is om die noodzakelijke slinger te geven? Passende wetgeving zou één en ander kunnen versnellen.”
Jullie inspanningen op het gebied van circulariteit zijn nu beloond met de Koning Willem 1-prijs. De tweejaarlijkse prijs is een prestigieuze bekroning voor moedig, veerkrachtig en duurzaam ondernemerschap. Herken jij je in die kwalificaties?
“Op voorhand twijfelden we enigszins over onze deelname. Wij zoeken niet gauw de schijnwerpers op. Maar moed, veerkracht en duurzaam ondernemerschap zijn zeker op Lagemaat van toepassing. We doen dingen graag net even anders, zoeken uitdagingen en gaan risico’s niet uit de weg. Dat vind je terug in alle facetten van ons bedrijf.
We waren verrast toen we hoorden, dat we het tot de laatste drie geschopt hadden. Dat we uiteindelijk de prijs in ontvangst mochten nemen, hadden we zeker niet verwacht. Het is een prachtige beloning voor onze mensen. Deze prijs is echt voor alle medewerkers, niet voor één enkele afdeling. Dit resultaat hebben we met elkaar behaald. We hebben dan ook een mooi feestje gevierd.
De vakjury was zeer onder de indruk van onze gedrevenheid om de traditionele sloopsector duurzaam te willen veranderen, onze goede bedrijfsresultaten en onze wil om voorloper te zijn en te blijven. Ook onze samenwerking met arbeidskrachten met een afstand tot de arbeidsmarkt en de samenwerking die wij zoeken met overheidsinstellingen en onderwijsinstellingen werd geroemd. Die mooie woorden deden ons beseffen dat we misschien toch wel een bijzonder clubje zijn.”
Helpt zo’n prijs bij het streven om impact te maken?
“Zeker! Het heeft onze naamsbekendheid vergroot. We zijn beloond voor hetgeen we doen. Het is erkenning voor onze professionaliteit. Zo’n prijs enthousiasmeert. Het bereik ervan is veel groter dan ik verwachtte. Het is door veel mensen opgemerkt. De felicitaties bleven binnenkomen, de hele gang stond vol bloemen. We hebben wel eens eerder een prijs gewonnen, maar niet eerder bracht dit zoveel teweeg. We hebben ons netwerk kunnen vergroten. Nu is het de kunst om te blijven innoveren. Om verder te komen, is kennisdeling cruciaal.”
Hoe zie je jullie rol over vijf of tien jaar?
“Van aannemer worden we aanbieder. Een aanbieder van gezondheid, welzijn en productiviteit. De kunst is om te blijven doen waar we goed in zijn. Daarvoor hebben we dus partners nodig, met wie we graag kennis delen. Het vraagt ook forse investeringen, dus we moeten zorgen dat we een gezond bedrijf blijven met voldoende slagkracht en focus.
We hebben nu een nieuw businessmodel staan, maar ik weet zeker dat we nog veel meer impact kunnen maken. Ook op maatschappelijk vlak, met leerwerkbedrijven. Er zit een limiet aan wat we als Lagemaat zelf kunnen doen. Dus ook in die zin hebben we de keten nodig. Daarom is het belangrijk dat wij onze kennis delen. Dat is onze kracht: laten zien wat we doen en op die manier impact blijven maken.
Kunstmatige intelligentie kan in de toekomst een grote rol gaan spelen. We onderzoeken nu hoe we AI kunnen implementeren in onze softwarepakketten. Het kan ons helpen bij verdergaande automatisering, zodat we snel gebruikte materialen in bestaande gebouwen kunnen herkennen.
Er valt nog zoveel te winnen op het terrein van circulariteit en inclusiviteit. In feite staan we nog maar aan het begin. We hebben nog veel te leren en te ontdekken.”
Dit artikel is eerder gepubliceerd in Aannemer 7-2024.
Discussie zien we graag op Aannemervak, maar wel met respect voor elkaar. Wij vragen daarom om onder volledige naam te reageren. Lees onze andere regels voor discussie hier. Met het plaatsen van een reactie verklaart u zich akkoord met deze regels.