Dick van Ginkel werkt als technisch innovatiemanager bij TBI WOONlab aan comfortabele en energiezuinige woningen. Zijn blik is gericht op de toekomst. Zomernachtventilatie, biobased isolatiemateriaal; allemaal interessant, maar het moet wel worden gewaardeerd in de geldende bouwregels. Anders wordt het niet mainstream. “We proberen een paar jaar vooruit te kijken. Dan loop je snel tegen barrières op.”
“Je hebt niks aan producten voor de one offs, de speciale projecten”, steekt Van Ginkel van wal. “Ik ben seriematig opgevoed, dus wat je toepast moet marktconform in minimaal twintig woningen kunnen. Voor minder komt een seriematige bouwer zijn bed niet uit. Wat je toepast moet een goede waardering en goede garanties krijgen in de geldende bouwregels. Pasgeleden las ik het zoveelste bericht over de faseverschuiving in biobased isolatiemateriaal.
Hartstikke leuk, maar zolang ik er in Nederland niet mee kan rekenen, kan ik er niets mee. Terwijl ik denk dat de toepassing van biobased isolatiemateriaal een mooi effect kan hebben, zeker als het tot gevolg heeft dat je geen of minder actieve koeling hoeft toe te passen.”
TBI WOONlab is een gezamenlijk initiatief van de drie grote woningbouwbedrijven binnen de TBI-groep: ERA Contour, Hazenberg en Koopmans. Wat is jouw rol als technisch innovatiemanager?
“Wij doen bij TBI WOONlab productontwikkeling en conceptontwikkeling voor de woningen die de TBI-bedrijven bouwen. LekkerEIGENhuis en beterBASIShuis zijn de betonconcepten, met grote aanpassingsmarges voor de consument en klant. LOFT, een houten woning, is meer productdenken. Datzelfde geldt voor HOUTbaar HUIS; dat is een houten woning die veel meer is ingestoken vanuit standaardisatie en modularisatie. We zijn onze betonconcepten zodanig aan het doorontwikkelen dat het meer hybride woningen worden. Recent hebben we de CO2okee-varianten gepresenteerd, die voldoen aan de Paris Proof Indicator van 2025. We komen met die woning uit richting de 160 kg embodied carbon CO2-eq per m2. Daar zijn we al anderhalf tot twee jaar mee bezig. Het is een grote uitdaging om de milieudata van toeleveranciers te krijgen.”
Paris Proof Indicator, MPG, BENG en de NTA 8800 – je laat je regelmatig uit over hoe die regelgeving niet matcht met de huidige praktijk van de woningbouw. Je bent betrokken bij allerlei initiatieven om dat te verbeteren. Is dat jouw cup of tea? Zien waar het spaak loopt en die beren op de weg afschieten?
“Nou, ik ben er niet bewust naar op zoek, ik kom het tegen. We proberen met productontwikkeling een paar jaar vooruit te kijken. Dan loop je heel snel tegen barrières op. Die barrières proberen we dan ook te slechten, of in elk geval duidelijk te maken voor de markt. Als je kijkt naar MPG, BENG of TOjuli, dat is allemaal regelgeving waarvan we vooraf al hebben geroepen dat het problemen zou opleveren. Daar komt men nu – een paar jaar later – alsnog achter.”
Wat TOjuli betreft: er was nog geen goed totaalsysteem voor zomernachtventilatie waarmee je kunt rekenen, zag jij. En dus trok je zelf fabrikanten aan tafel om die totaaloplossing te ontwikkelen en te gaan meten wat die doet, zodat het kan leiden tot betere Nederlandse rekenregels.
“Dat komt voort uit wat vooralsnog een blinde vlek is in de MPG: de installaties. Een warmtepomp is zuinig in verbruik, maar er gaan best wat kilo’s koper en andere metalen in. Hij moet gedurende de levensduur van een gebouw ook enkele malen worden vervangen. Het apparaat heeft dus een forse verborgen milieu-impact. Als we dan met een combinatie van lowtech oplossingen met minder zware installaties uit de voeten kunnen, verlagen we de milieu-impact van een woning. Tegelijkertijd voorkomen we dat we het probleem van de toekomst creëren, namelijk dat we veel stroom gaan gebruiken om die woning te koelen. Dat is het hiaat nu. We moeten voldoen aan TOjuli. Je kunt dan met een vinkje aangeven dat je actief gaat koelen, hartstikke leuk, maar we zien gewoon dat dit in de praktijk niet voldoet. Je moet echt zonwering toepassen. Dat vinkje wordt nu misbruikt door actieve koeling in de woning te zetten en verder nergens meer over na te denken. Dat vind ik een zeer grote dwaling van de beleidsmakers van een paar jaar geleden.”
‘In Nederland hebben we er een handje van om telkens weer zelf iets te verzinnen.’
Dwaling toen of voortschrijdend inzicht nu?
“Nou, toen die TOjuli-eis in aantocht was en ik begreep dat oververhitting met een vinkje kon worden afgedaan, riep ik al dat het in de praktijk niet zou werken. Dat komt mede doordat de NTA 8800 een toetsinstrument is, maar de markt het als ontwerptool gebruikt. ‘Vinkje? Yes, gedaan.’ Er wordt niet fatsoenlijk gekeken naar zontoetreding, warmteaccumulatie en dat soort zaken. Wat ik heb begrepen is dat er met de aanpassing van de NTA 8800 volgend jaar beter naar gekeken zal worden. Omdat men zich bewust wordt van de hoeveelheid woningen waarin toch best wel problemen ontstaan met oververhitting.”
Vandaar dus zomernachtventilatie als mogelijke oplossing?
“Ik zocht een lowtech oplossing. Het doel is een comfortabele energiezuinige woning. Niet alleen nu, maar ook de komende jaren. Zomernachtventilatie is interessant, omdat het gevolg kan zijn dat je met minder of in elk geval kleinere installaties uit de voeten kunt. In een nieuw HOUTbaar Huistype hebben we dit systeem gesimuleerd. De conclusie is dat het werkt. Het betekent dat je ventilatieluiken in een aantal vertrekken moet toepassen, alsmede zonwering. En het liefst met automatische sturing. Je moet dat de bewoner niet laten doen, maar hem ontzorgen.”
Wat zou nog meer moeten veranderen qua bouwregelgeving?
“Dat is toch wel die faseverschuiving. We hebben heel veel mooie oplossingen qua vezelgewassen in het vizier. Wil je die laten groeien, dan zal er een incentive moeten zijn om ze toe passen. Dat kun je doen door er bepaalde prestaties aan te koppelen die afwijken van de fossiele tegenhangers. Als het prijsverschil blijft en de unieke en onderscheidende eigenschappen niet erg goed naar boven komen, dan blijft het lastig.”
![Dick van Ginkel, technisch innovatiemanager bij TBI WOONlab.](https://www.aannemervak.nl/wp-content/uploads/2024/03/JTD010430_011-1024x683.jpg)
Daar wordt aan gewerkt, heb ik begrepen.
“Er is vanuit Building Balance een opdracht uitgezet om die faseverschuiving in de NTA 8800 te onderzoeken. Ik ben benieuwd wat dat oplevert. Het zou een mooie oplossing zijn waardoor je die airco niet aan hoeft te schaffen, ook weer in combinatie met zonwering en zomernachtventilatie. Daarmee zouden we niet langer aan symptoombestrijding doen – dat het te warm wordt in woningen – maar echt de oorzaken aanpakken. We plakken nu heel veel pleisters en we stapelen heel veel, we moeten back to basic.”
Blij met de MPG-aanscherping per 2025?
“Die MPG-aanscherping is goed, maar ik had liever iets meer indicatoren gezien richting CO2-intensiviteit per m2. Op dit moment zegt het getalletje nog niet zo veel: het is een eenpuntsmeting. Je kunt van alles vinden van de BENG- methodiek, maar daar heb je in elk geval drie indicatoren. Ik had bij de MPG dus liever gezien dat ze een voorschot hadden genomen richting de embodied carbon en de Paris Proof-berekeningsmethodiek. Of was alvast gaan voorsorteren op de Whole Life Carbon-methodiek (WLC) die vanuit Europa onze kant op komt. Daar ga je ook richting een bepaalde CO2-intensiteit per m2. Helemaal omdat Nederland als een van de weinige landen die module D (hergebruik) in de MPG gebruikt. Daarmee kan de milieu-impact van sommige materialen worden verschoven. Of zeg maar verdoezeld.”
De vraag is: wat doen we na 75 jaar met het materiaal?
“Hergebruik, ja. En ook dat ligt genuanceerd. Kijk naar kanaalplaatvloeren: als je die goed detailleert, kún je ze ook een tweede leven geven. Dat moet ook gelden voor hout. Je kunt wel roepen dat hout na 75 jaar níet de verbrandingsoven in gaat, maar dan moet je wel zodanig gaan detailleren dat het demontabel is. Zodat het ook ergens in een bepaalde toepassing een tweede leven kan krijgen. Daar zouden we veel meer over moeten nadenken, ongeacht het materiaal. Je kunt van alles vinden van de betonindustrie, maar er zijn een paar koplopers in Nederland die echt wel laten dat zien dat het op een betere manier kan. Zoals VBI, die onder randvoorwaarden kanaalplaten terugneemt.”
Je trok recent ook aan de bel over de Nationale Milieudatabase (NMD).
“Ik ben op zich positief over de hoeveelheid materialen in de NMD, maar het moeten er nog meer worden. Er is een gebrek aan categorie-1 kaarten. Daar is een wereld te winnen. Alleen zijn er best veel hoepels waar je doorheen moet springen als je een categorie-1 kaart wil hebben. Er zijn niet zo veel LCA-deskundigen in Nederland, dat is een belemmering. En je zou het liefst willen dat een Europese Environmental Product Declaration (EPD) ook in Nederland geldt, zodat we sneller kunnen schakelen.”
Hoe interessant is Nederland voor een leverancier die Europees speelt?
“Die discussie hebben wij nu. Heel veel co-makende partijen leveren spullen uit Midden- en Noord-Europa. Wij voeren gesprekken of ze voor Nederland door die hoepels willen gaan. Het kost enkele duizenden euro’s om zo’n kaart erin te krijgen; die is vijf jaar geldig en dan is er dus ook weer een update nodig.”
Is er een snellere route?
“Bouw een Europees platform waar producenten hun data kunnen uploaden. Waar automatisch aan de hand van de milieubelasting een Nederlandse kaart uitrolt. Ik heb begrepen dat daarover op EU-niveau al wel wordt gesproken.”
Er wordt ook steeds meer geregeld op Europees niveau.
“In Nederland hebben we er een handje van om zelf weer iets te verzinnen. Je ziet het ook met losmaakbaarheid en een initiatief als Het Nieuwe Normaal; allemaal leuk en goed voor de uniforme taal, maar laten we ons focussen op Europese regelgeving. Omdat alle grote bouwers daarmee te maken gaan krijgen en het een duurzaamheidsoerwoud aan het worden is. Vergis je niet: er komt echt een hele lading Europese wetgeving aan. De EU Taxonomy, de Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD), een nieuwe Construction Products Regulations (CPR), de nieuwe Europese richtlijn energieprestatie gebouwen EPBD IV en de WLC- berekeningsmethodiek. Als Nederland moeten we dáár klaar voor zijn. Ik ben tenminste van mening dat we ons daarop moeten focussen en niet op alle private labeltjes en berekeningsmethodieken die door partijen op de markt worden gezet. Ze moeten een directe lijn hebben met Europese regels, anders moeten we ze niet willen omarmen binnen de bouw.”
Discussie zien we graag op Aannemervak, maar wel met respect voor elkaar. Wij vragen daarom om onder volledige naam te reageren. Lees onze andere regels voor discussie hier. Met het plaatsen van een reactie verklaart u zich akkoord met deze regels.