#Bouwtrends

Interview | Ferry van Wilgenburg over circulair bouwen: “Coördinatie en regie noodzakelijk”

Ferry van Wilgenburg, directeur van Bouwbedrijf Kesselaar & Zn in Alkmaar: “Belangrijk is een centrale registratie, een database waaruit blijkt welk product waar ligt en wanneer het beschikbaar komt.”

Ferry van Wilgenburg, directeur van bouwbedrijf Kesselaar & Zn in Alkmaar, schreef een notitie over circulair bouwen, gericht op de bouwsector in Noord-Holland. “Onze toekomstige meerwaarde ligt niet in de manier waarop we tien jaar geleden ons geld verdienden. Er zit echt wat anders aan te komen.”

Waarom schreef je deze notitie?

“Al een hele tijd geleden – vóór corona – dachten we met een van onze opdrachtgevers, woningcorporatie Woonwaard, na over circulair bouwen. Zo zijn we een keer in de auto gestapt en naar Van Liempd in Noord-Brabant gereden (circulaire sloper en de partij achter gebruiktebouwmaterialen. com, red.), want die waren daar al volop mee bezig. Dat wilden wij ook wel. Nou is Brabant een eind weg, dus het was duidelijk dat we hier in de buurt iets moesten opzetten. Dat is gelukt: inmiddels heeft GP Groot een circulaire hub in Heiloo opgezet, in samenwerking met Re-Use.”

“Waar we tegenaan lopen is dit: om bepaalde processen te kunnen optuigen en materialen daadwerkelijk te kunnen hergebruiken heb je een instroom nodig. En die instroom – áls die er al is – is heel gefragmenteerd. Wil je dit op een fatsoenlijke manier opbouwen – en gezien het CO2-budget is dat hard nodig – dan moeten we dat op regionaal niveau doen.”

‘De instroom is gefragmenteerd’. Wat bedoel je daarmee?

“Er is geen structuur, geen gezamenlijk belang, geen coördinatie. De sloopbedrijven brengen hun spulletjes naar de afvalverwerker, maar stemmen onderling niet af wát ze wegbrengen. De bouwbedrijven hebben afvalstromen, maar ook daar zit onderling nul coördinatie op. Er is ook geen bestaande database waarin ik bijvoorbeeld veertien kozijnen kan vinden die ik in augustus nodig heb. Ze zijn er misschien wel, maar ik vind ze alleen door in juli in de telefoon te klimmen en allerlei bedrijven af te bellen. Kortom: ik moet sprokkelen. Iedereen heeft daarbij zo zijn eilandje en verdienmodel. Coördinatie en regie zijn daarom noodzakelijk.”

Wat kunnen aannemers daaraan bijdragen?

“Het begint met naar elkaar inzichtelijk maken waar je behoefte aan hebt. Elkaar informeren. Co-makers – en dan met name sloopbedrijven – meenemen hierin. Zodat zij – als ze toch gaan slopen – de goede materialen uit een gebouw kunnen halen en ervoor zorgen dat die op de juiste plek terechtkomen. Aannemers zouden daarin meer regisserend kunnen optreden.”

“Dat doen we nu misschien als een opdrachtgever erom vraagt, maar we moeten als sector de stap maken om dit ongevraagd te gaan doen. Dit als nieuwe dienst aan gaan bieden samen met co-makers.”

“Als sector hebben we een maatschappelijk belang, een maatschappelijke verantwoordelijkheid. Bovendien: in 2030 moeten publieke opdrachtgevers circulair bouwen. Het zou zonde zijn als we tegen die tijd niet al het een en ander hebben opgetuigd. Laten we het nú zelf gaan organiseren, dan zijn we er klaar voor.”

Heeft Kesselaar al ervaring met circulair bouwen?

“Ja, in het mutatieproces is de inzet om sanitair, hang- en sluitwerk, binnendeuren en toiletpotten waar mogelijk in te vullen met hergebruikte materialen. Daar hebben we ervaring mee opgedaan bij Woonwaard en Kennemer Wonen. Zelfs op die kleine schaal moet je dingen gaan organiseren en regelen. Dat lukt alleen maar als je dat in gezamenlijkheid doet. Op het moment dat de sloper de toiletpot te hard in de container gooit, kun je hem niet meer gebruiken.

Er is een partij nodig die verzamelt, registreert, schoonmaakt. Het is ook belangrijk dat herbruikbare en nieuwe materialen op een slimme manier worden gecombineerd. Een gebruikte toiletpot heeft namelijk wel een nieuwe bril nodig en het is niet zo dat wij van het recyclebedrijf naar de groothandel gaan rijden om die spullen bij elkaar te sprokkelen. Dus: daarin moet bij de groothandel een hybride vorm ontstaan waarbij zowel gebruikte als nieuwe materialen worden aangeboden.

Ik zie dat ook gebeuren bij bijvoorbeeld Mastermate, dat een circulaire hub wil opzetten. Waar zij vervolgens tegenaan lopen: er is iemand nodig op zo’n hub die verstand heeft van kwaliteit. Want je wil wel garantie geven. Daarom – en dat heb ik ook in de notitie geschreven – zou het logisch zijn dat die hubs onderling contact hebben. Om die kennis – de een heeft een binnendeurspecialist, de ander iemand die verstand heeft van metalen – te delen. En dan kunnen we ervoor zorgen dat er bij iedere hub een grijpvoorraad van elk materiaal ligt en dat specifieke kennis over elk product aanwezig is. Plus – en dat vind ik wel het mooie aan Re-Use – dat de CO2-reductie in de processen in kaart wordt gebracht. Dat is voor opdrachtgevers belangrijk. En – waar wij om zitten te springen – dat er centrale registratie is, een database waaruit blijkt welk product waar ligt en wanneer het beschikbaar komt.”

Hoe is jouw notitie ontvangen?

“Lauw. Dat heeft óf met mijn schrijfstijl te maken, óf met het idee. Ik denk dat veel partijen nog niet, of onvoldoende, nut en noodzaak onderkennen. Mijn pleidooi is voor het opzetten van een regionaal platform waar partijen kunnen toetreden. Niet meteen op abonnementsvorm of iets dergelijks, maar veel meer als onderdeel van een club waar informatie vrijelijker gedeeld wordt. Een woningcorporatie treedt toe en zegt: ‘ik denk dat ik in februari 2024 dat bepaalde pand ga slopen of renoveren’. Dan kun je dus vroegtijdig met experts door het pand gaan en inventariseren wat er voor materiaal beschikbaar komt. Zo heeft elk van de partijen op dat platform een rol.

Wat het – in antwoord op je vraag – ook is: op het moment dat ik roep dat we dit moeten gaan doen, zullen andere partijen denken: ‘Kesselaar, leuk bedacht, maar wat is jullie belang en waarom zouden we in hemelsnaam naar zo’n bouwbedrijf gaan luisteren?’ Dus wat hierin nodig is, is een regisseur die neutraal boven de partijen staat. En die ook de slagkracht heeft om dit te organiseren.”

Iets voor Cirkelstad?

“Mogelijk, daar zijn we ook lid van. Vanuit de provincie Noord-Holland is inmiddels een ketenaanjager op dit gebied aangesteld en er is ook een bijeenkomst geweest waarin een aanzet is gegeven tot het in kaart brengen van stromen. Waar gaat nieuwbouw plaatsvinden en waar wordt gesloopt/gerenoveerd? Daar is letterlijk een landkaart neergelegd van Noord-Holland, uitvergroot op de vloer. Waar partijen memobriefjes op konden plakken. Dát geeft al inzicht: dat je geclusterd ziet wat er waar gesloopt en gerenoveerd gaat worden. Begin februari is er een vervolgbijeenkomst. Ik merk dat op regionaal niveau het thema gaat spelen, mooi!”

Dit idee is misschien lastig op te schalen, maar wel goed te kopiëren naar andere regio’s.

“Een landelijke opzet is interessant voor bijvoorbeeld brugdelen, waarvan de omloopsnelheid niet zo hoog is. Voor de rest is het – denk ik – zaak om in de regio’s tot slimme oplossingen te komen. Die zijn er natuurlijk ook al: mij schiet de white label-aanpak van Dura Vermeer in ’s Gravendeel te binnen. Een hub waar partijen hun materialen aan kunnen leveren, of je nu wel of niet werkt voor of bij Dura Vermeer. Dat is super, want gaat over de individuele belangen heen. En: het is natuurlijk onzin dat wij in Noord-Holland een wiel uitvinden dat in Limburg misschien al een hele tijd draait. Dus, ja, regionaal.”

Wc-potten en binnendeuren komen immers ook overal vrij, die hoef je niet het land door te verplaatsen.

“Dat is ook zo. Wat nog wel een drempel is: menig woningcorporatie heeft zijn eigen Programma van Eisen. Waarin een toiletpot van merk X staat omschreven. We voeren nu gesprekken met opdrachtgevers om meer tot een functionele uitvraag te komen. Welke functionele eisen moet dat hang- en sluitwerk of sanitair hebben? Dan kunnen we als bouwers daar een invulling voor vinden. Dat moet dus aan de kant van de opdrachtgevers veranderen.”

Jij hebt zelf bij een corporatie gewerkt. Is dat een moeilijke verandering?

“Het flauwe antwoord is: dat hangt heel erg af van de mensen die er werken. Soms wordt er snel doorgepakt, maar ik ken ook clubs die er een eindeloze discussie van maken. Dat is voor bouwbedrijven overigens niet anders. Volgens mij heeft veel te maken met nut en noodzaak: zie je het belang, dan komen zaken in beweging.”

“Het begint met naar elkaar inzichtelijk maken waar je behoefte aan hebt. Co-makers meenemen hierin. Aannemers zouden daarin meer regisserend kunnen optreden”

Terug naar jullie eigen projecten. Wat vonden bewoners ervan?

“Bij een van de pilots was de huurdersbelangenvereniging uitgenodigd bij de oplevering. We hebben ze eerst de woning laten zien en gevraagd hoe ze het vonden, en pas daarná verteld dat er spullen in zaten die in andere woningen hebben gezeten. De mensen waren enthousiast, want het zag eruit als nieuw en het functioneerde allemaal prima. Voor een opdrachtgever is de draagkracht bij de huurder belangrijk, dus dat was fijn om te horen.”

Staan mensen hier – door bijvoorbeeld Marktplaats – ook meer voor open?

“Ja en nee. Er zijn bewoners die zeggen: ik betaal maandelijks huur en wil nieuwe spullen. Dat kunnen best dezelfde mensen zijn die naar de kringloop gaan om tweedehands spulletjes te kopen. Ik denk dat het belangrijk is hoe een corporatie dit communiceert. Dat een corporatie duurzaamheid en hergebruik belangrijk vindt en dat op deze manier vormgeeft in beheer van woningen. Dan zoom je wat uit. En op het moment dat alles er netjes uitziet en functioneel is, waarom zou er dan een bezwaar zijn? Als we als bouwbedrijf niets doen in een mutatiewoning, zit de volgende huurder ook op een pot die eerder is gebruikt.”

Een afsluitende tip aan bouwbedrijven?

“Vooral niet wachten tot een opdrachtgever de vraag stelt, maar zelf al inventariseren wat je met co-makers kunt doen. En vervolgens processen inrichten. En ga de dialoog aan met de opdrachtgever over kosten. Opdrachtgevers denken veelal: het is tweedehands, dus goedkoper. Bij mijn weten zijn er nog weinig rekenmodelletjes. Maar hergebruikte spullen gaan door veel handen en logistiek zijn het geen uitgekauwde processen, dus het kan best duurder zijn. Maak dat inzichtelijk, neem een opdrachtgever mee in de overwegingen en keuzes.

Wij moeten als bouwers nadenken waar onze toekomstige meerwaarde ligt. Die ligt volgens mij niet in de manier waarop we tien jaar geleden ons geld verdienden. Er zit echt wat anders aan te komen.”

Dit artikel is gepubliceerd in Aannemer 01-2023.

Discussie zien we graag op Aannemervak, maar wel met respect voor elkaar. Wij vragen daarom om onder volledige naam te reageren. Lees onze andere regels voor discussie hier. Met het plaatsen van een reactie verklaart u zich akkoord met deze regels.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie gegevens worden verwerkt.

Schrijf je in voor de Aannemer nieuwsbrief

Elke week de laatste ontwikkelingen uit de aannemerij ontvangen in je mailbox?
Sluit je aan bij ruim 6.600 bouwprofessionals en mis niets!