Geen staalconstructie met sandwichpanelen, maar houten spanten en hsb-elementen gevuld met cellulose. En een vloer van tweeduizend vierkante meter, gestort met geopolymeer beton. Dijkhuis bouwt in Nieuwleusen een bedrijfshal vanuit de gedachte ‘gezond en circulair bouwen’.
“Ik had op internet geschreven dat we de eerste zijn met een geopolymeer betonvloer op deze schaal. Maar veel mensen lezen alleen het eerste deel van het zinnetje en kwamen meteen met andere voorbeelden”, glimlacht Eberhard Dijkhuis van het in Hardenberg gevestigde bouwbedrijf. Want ja, bouwen met geopolymeer beton is heus eerder gedaan, maar een vloer van zo’n grote bedrijfshal? Dat nog niet. “Betonleverancier Rouwmaat heeft al aardig wat projecten uitgevoerd – rotondes voor Rijkswaterstaat, woningbouw. De uitdaging was hier om 2000 m2 in een keer te storten.” En het is goed bevallen. “Als het kan, zou ik het zo snel mogelijk weer toepassen. Liefst ook constructief. Wat opvallend is, je ziet het: de vloer is nu nog helemaal zwart, maar dat verkleurt naar grijs.”
Bouwbiologie
Over die vloer later meer. Eerst over de bouwer in kwestie. Al in 2008 gooide Eberhard Dijkhuis het roer om van traditionele aannemer naar uitsluitend duurzame bouwer. Eentje die voor de muziek uitloopt en het experiment niet schuwt. Zijn huidige strategie: gezond en circulair bouwen, benaderd vanuit de bouwbiologie, een wetenschap die in de jaren 70 in Duitsland is ontstaan.
“In 2016 ben ik begonnen bij het Institut für Baubiologie + Nachhaltigkeit in Duitsland. Daar kwam alles samen. Bouwbiologie geeft aan: je moet je richten op de mens die in een gebouw woont of werkt – dus gezond bouwen. De duurzaamheid gaat over het effect dat het gebouw heeft op de omgeving. Het ene aspect richt zich naar binnen, het andere naar buiten. Ik vond dat zo interessant dat ik uiteindelijk alle opleidingen heb gedaan, van materiaalkunde tot straling. Ik kan dat ook allemaal meten, heb daar apparatuur voor. Dit alles om te kijken hoe je een gebouw gezond maakt.”
Eind 2019 had hij alle opleidingen afgerond. De enige aannemer in Nederland die zich ook bouwbioloog mag noemen? “Ja, al zijn er wel een stuk of tien adviseurs.”
Ecologische kringloop
Gezond en circulair bouwen als strategie dus. Want, zo legt Dijkhuis uit, wie gezond bouwt, bouwt met natuurlijke materialen. En natuurlijke materialen zitten weer in een circulaire kringloop. “Als particulieren bij ons komen en zeggen dat ze een gezonde woning willen, dan krijgen ze óók een circulaire woning. En in dit geval wilde de opdrachtgever een circulair bedrijfspand. Dus zei ik: dan bouwen we ‘m gezond, want dan is het pand automatisch circulair.”
Zeker, circulair bouwen kan ook op andere manieren. Een pand van staal, beton en kunststof dat over vijftig jaar makkelijk demontabel is, of een nieuwe pand met zoveel mogelijk hergebruikt materiaal neerzetten. “Ik zie als ik me verdiep in circulair bouwen deze drie hoofdrichtingen”, zegt Dijkhuis, “en ze zijn wat mij betreft allemaal goed en relevant. Wij pakken zoveel mogelijk de ecologische kringloop, dat is onze richting.”
Houtconstructie
Dijkhuis werd bij het project betrokken door Dedem Architectuur. “De architect denkt op dezelfde manier mee. We hebben samen van de opdrachtgever de vrijheid gekregen om het hier zo goed mogelijk te doen.”
Eerste grote beslissing: geen staalconstructie zoals gebruikelijk bij dit soort bedrijfshallen, maar een houtconstructie. “Hout vind ik altijd een van de beste materialen om mee te bouwen, bekeken vanuit de kringloop. Plus: als je kijkt naar de CO2-balans, dan heeft het tijdens zijn groei enorm veel CO2 opgenomen. Twee jaar geleden hoorde ik op een beurs in Keulen deze vergelijking: als je vijftig jaar lang een houten huis op gas stookt, gebruik je nog steeds minder CO2 dan de hoeveelheid die nodig is voor een metselwerk huis dat niet wordt verwarmd. Dat zegt mij: je kunt grotere stappen maken als je met hout bouwt.”
Het stramien van de bedrijfshal is gebaseerd op de plaatmaat (4,88 m), zodat er niet overal reststroken hout zouden overblijven. “Dat is een andere denkrichting: eerst overleggen over de plaatmaat en dán pas de constructie maken.”
Hsb: ‘prefab op de bouw’
De gelamineerde houtconstructie is geleverd door De Groot Vroomshoop. Alle houtskeletbouw wanden zijn vervolgens ter plaatse gemaakt. Dat kon omdat het dak al direct dicht was en dit veel vervoerskosten zou besparen. Dijkhuis: “We hebben de werkplaats hiernaartoe gehaald. Op die manier hoefden we steeds maar een paar meter te rijden en konden we de wand neerzetten. Een soort prefab op de bouw. Zouden we dit in de werkplaats doen, dan maak je veel volume. Als je dat allemaal moet transporteren, kost het ook veel CO2. Je kunt beter hout vervoeren zónder lucht.”
Een wand is drie elementen hoog. De wandelementen zijn opgebouwd met vier osb-platen van 2,44 meter hoog bij 1,22 meter breed naast elkaar, met gordingen om de 60 cm en een buitenplaat in plaats van folie. Dit vanwege de keuze voor cellulose als isolatiemateriaal, die ter plekke onder druk in de elementen is geblazen. “Cellulose pas ik vaak toe. Het is goedkoop en heel circulair: het was eerst een boom, toen hout, daarna papier en nu isolatie. Over zoveel jaar kun je het er weer uitzuigen en nogmaals gebruiken. Het kan alleen niet goed tegen vocht, dus in een gemetselde spouwmuur kan het niet worden toegepast.”
De toegepaste insectenwerende buitenplaat is Agepan DWD. “De enige plaat die ik ken voor deze toepassing. Hij ziet eruit als mdf en is super dampopen. Bij een opbouw als deze moet je ervoor zorgen dat de binnenplaat vijf tot tien keer zo dampdicht is als de buitenplaat. Op die manier kan vocht naar buiten. Er zit nergens folie in de wanden.”
Tweede keus staalplaten
De wanden worden aan de buitenzijde afgewerkt met tweede keus nieuwe staalplaten. Aanvankelijk was het idee om hergebruikte stalen platen toe te passen, maar die zaten volgens Dijkhuis vol gaten en deuken. “En het moet geen geitenwollensokkenuitstraling krijgen. Vandaar de keus voor tweede keus nieuwe platen. Ze zijn bevestigd op houten regels en daarmee ook weer gemakkelijk van de gevel te schroeven.”
De stalen platen worden onderbroken door bamboe stroken. De boeiboorden worden door de opdrachtgever RPP Kunststoffen zelf gemaakt van een houtcomposiet dat wordt gebogen. RPP leverde ook vochtschermen van gerecycled kunststof voor de bouw.
PIR op het dak
Het dak, daar zit Eberhard Dijkhuis nog mee, wat ecologische materialen betreft. Op de bedrijfshal van RPP in Nieuwleusen ligt PIR-isolatie. “Ik weet inmiddels wel hoe het op een ecologische manier kan – namelijk met kurk en cellulose – maar ik heb daar nog geen ervaring mee. Ik wil dat graag testen, maar dan op een schuurtje. Niet op een dak van 2000 m2.”
Betonvloer
Terug naar de betonvloer. De fundatie van de hal is gemaakt met prefab betonpoeren van ‘gewoon’ beton, wel met honderd procent betongranulaat en een milieuvriendelijk bindmiddel. “Voor de fundatie heb ik nog geen alternatief gevonden”, zegt Dijkhuis. “Voor de vloer zelf kwamen we zoekend naar alternatieven in contact met betonleverancier Rouwmaat, die al diverse keren projecten had gedaan met geopolymeer beton, waarin geen cement zit en dat dus een veel lagere CO2-belasting kent. Nou, dat wilden we hier ook testen.”
Het storten van dit beton is op zich geen probleem meer, maar omdat nog onbekend is hoe snel het aantrekt, is dit in drie fases gedaan, legt Dijkhuis uit. “Eerst een heel klein stukje van 200 m2, dat ging goed. De volgende fase ging al beter en de laatste fase ging top. We hebben gemerkt dat het heel taai is en heel zwaar om in te lopen.”
Vloerspecialist Jadi hanteerde een stortproces met dumpers en een automatische rei, waarbij men achteruit werkte. “Dat was nieuw en pakte goed uit.”
Hoewel het taaie beton in feite zonder wapening zou kunnen worden toegepast, durfde niemand dat aan. “SQAPE (SQAPE Geopolymeer Technologie, red.) zei dat het sowieso wel zou kunnen als de vloer 28 cm dik zou worden, maar dat vonden wij niet ecologisch. Uiteindelijk hebben we ervoor gekozen om staalvezels toe te passen, in een vloer van 16 cm dik. We verwachten, omdat het beton veel taaier is, minder craquelé en krimpscheuren en uiteindelijke een hogere kwaliteit dan die van gewoon beton.”
Geopolymeren, is dat wel gezond? Ook die vraag kwam nadat Dijkhuis op LinkedIn had bericht over het project. “Die vraag heb ik ook gesteld. Ja, het is een chemisch proces, maar na uitharding is het stabiel. Tijdens het storten is wel bescherming nodig, want het werkt met een zuur, waarvan spetters voor brandwonden kunnen zorgen. De manier waarop Jadi het stortte – mechanisch vanuit de dumper met automatische rei – gaf geen problemen.”
Volgende keer weer dus en het liefst ook constructief, al is daarvoor toestemming van lokale overheden nodig. Die hebben veelal nog koudwatervrees en geven geen akkoord. Over de gemeente Dalfsen overigens verder niks dan lof, zegt Dijkhuis. “De gemeente stimuleert duurzaam bouwen en voegt de daad bij het woord. We gaan hiernaast het kantoor bouwen voor dezelfde opdrachtgever. We willen daarbij uitzoeken welke materialen we uit de sloop kunnen halen, zoals kozijnen en spanten. Dat hebben we bij de gemeente ingeleverd als dynamisch ontwerp en dat is zo geaccepteerd.”
De vloer is verder niet geïsoleerd, al heeft Dijkhuis wel een diepere vorstrand gemaakt. “Theoretisch is er daardoor een warmtelek. Maar hier in de productie wil men de vloer ook niet te warm hebben. En omdat er met lucht wordt verwarmd, kan het in deze combinatie.”
TEO: energie uit de vijver
De bedrijfshal wordt met lucht verwarmd. De energie die daarvoor nodig is, komt uit de vijvers naast de hal. “Omdat die onder een hoogspanningskabel liggen, mochten we daar niet bouwen. Ook hadden we een meter zand nodig voor de fundering. Dat zand hebben we uit de vijvers gehaald.”
Deze methode heet TEO, wat staat voor thermische energie uit oppervlaktewater. “Het is hetzelfde principe als bij een warmtepomp”, legt Dijkhuis uit. “We halen water uit de vijver en het komt met een andere temperatuur weer terug. Om ervoor te zorgen dat de vijver niet te snel afkoelt of opwarmt, maken we een verbinding met het kanaal erachter. Dat dient als buffer.”
De installatie binnen in de bedrijfshal bestaat uit een luchtbehandelingssysteem. Daarbij wordt warmteterugwinning uit de lucht toegepast. Dat is op zich niet zo bijzonder. Wat wel bijzonder is, is dat hier de koeling plaatsvindt door middel van indirecte adiabatische koeling. Dat is koelen met verdampingsenergie. Dat is een heel zuinige manier en wordt nog niet vaak toegepast op deze schaal. Alleen het restant energie voor extra koeling en verwarming komt dus uit de vijver. AliusClimate uit Eersel is verantwoordelijk voor deze installatie. De luchtkanalen worden door de opdrachtgever zelf geproduceerd.
Discussie zien we graag op Aannemervak, maar wel met respect voor elkaar. Wij vragen daarom om onder volledige naam te reageren. Lees onze andere regels voor discussie hier. Met het plaatsen van een reactie verklaart u zich akkoord met deze regels.