Een aannemer komt zich niet verdedigen in een arbitragezaak, aangespannen door zijn opdrachtgever. Zoals hij steeds niet is komen opdagen en afspraken niet nakwam. Een wanprestatie.
Na het tekenen van de offerte voor een woning gaat het al snel mis tussen opdrachtgever en aannemer. De opdrachtgever betaalt de eerste 20 procent van de offerte (bijna 70.000 euro), naar eigen zeggen onder druk en onder toezegging van een aannemingsovereenkomst met afbouwverzekering van BouwGarant. Die overeenkomst zou 17 november 2021 worden ondertekend, nog net op tijd in verband met de hypotheekaanbieding, maar dat gebeurt niet. De opdrachtgever stelt de aannemer aansprakelijk voor eventuele financiële consequenties hierdoor.
Vanaf daar gaat het niet veel beter. De aannemingsovereenkomst ligt er – getekend en wel – op 20 december. Afspraak: start bouw op 1 februari, oplevering op 15 juli 2022. Wordt die opleverdatum niet gehaald, dan geldt een boete van 500 euro per dag overschrijding met een maximum van 20.000 euro.
Alleen een fundering
Op 23 mei stelt de opdrachtgever de aannemer opnieuw aansprakelijk. Er is helemaal niets terechtgekomen van de planning. Alleen de fundering is uitgegraven. De aannemer antwoordt: hij wacht al vanaf februari op informatie over de aansluitingen van de keuken en badkamer. Er is ook nog geen ei gelegd over de opbouw van de vloer. Hij stelt de opdrachtgevers op zijn beurt aansprakelijk als de opleverdatum in het geding komt.
De opdrachtgever stuurt vervolgens een overzicht van zijn financiële schade. Hij heeft al 119.000 euro aan aanbetalingen gedaan. Wat is er met dat geld gebeurd? De aansluitingen zijn in maart aan de orde gekomen, daarna nooit meer punt van aandacht geweest. Over de vloer zijn wel afspraken gemaakt. De opdrachtgever meldt ook dat de architect vanaf nu de bouw zal begeleiden.
Wat er sinds juni weliswaar ligt, is een fundering, maar eentje die niet strookt met de constructieberekeningen of omgevingsvergunning. Isolatie ontbreekt, grondverbetering ook. De architect keurt de fundering af, de aannemer zegt toe een en ander opnieuw uit te voeren, maar doet dat niet.
Ontbinding aannemingsovereenkomst
Dan is het geduld op. De architect vordert namens de opdrachtgever de 119.000 euro terug en schakelt een advocaat in. De aannemer op zijn beurt laat weten niets terug te storten en de derde termijn te factureren.
Een gesprek tussen de partijen met de advocaat erbij volgt. De aannemer zegt zich geïntimideerd te hebben gevoeld. Zijn verzoeken om informatie werden niet gehonoreerd. De architect kaatst terug: híj́ is degene die zich nooit aan afspraken hield, niet bereikbaar was en alleen nog maar een fundering heeft gelegd, die bovendien niet deugt.
In augustus ontbindt de opdrachtgever de overeenkomst. Begin september laat hij beslag leggen op de vermogensbestanddelen van de aannemer.
Oordeel arbiter
Dit alles leidt tot een zaak bij de Raad voor Arbitrage in Bouwgeschillen. Eis van de opdrachtgever: de arbiter te laten verklaren dat er sprake is van wanprestatie en de ontbinding van de aannemingsovereenkomst terecht is. En – uiteraard – dat de aannemer alle aanbetalingen terugbetaalt plus boetes.
De aannemer is er niet en voert geen enkel verweer, zoals dat heet, dus de arbiters gaan in hun vonnis mee met de eis van de opdrachtgever, tenzij ze iets tegenkomen dat ongegrond is. Maar dat is niet zo. Hier is een wanprestatie geleverd. Voor het werk dat hij wél heeft gedaan, heeft hij recht op een vergoeding. De arbiter bepaalt die op 3000 euro.
De aannemer moet 115.992,32 euro betalen, vermeerderd met 20.000 euro boete, bijna 10.000 euro proceskosten plus kosten voor onder meer de deurwaarder.
Bewerkt naar het verslag van de Raad van Arbitrage in Bouwgeschillen, geschilnummer 37.502
Dit artikel is eerder gepubliceerd in Aannemer 3-2024.
Discussie zien we graag op Aannemervak, maar wel met respect voor elkaar. Wij vragen daarom om onder volledige naam te reageren. Lees onze andere regels voor discussie hier. Met het plaatsen van een reactie verklaart u zich akkoord met deze regels.