Flexwerkers ervaren te veel onzekerheid. En veel (mkb-) ondernemers voelen zich te weinig wendbaar bij de inzet van personeel. Beide zaken moeten worden aangepakt. Met de recente brief van (inmiddels demissionair) minister Karien van Gennip van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan de Tweede Kamer is het hervormingsproces van de arbeidsmarkt begonnen. De inzet: vijf tot zeven nieuwe wetsvoorstellen.
Het piept en kraakt op de arbeidsmarkt. De flexibilisering is doorgeschoten en voor ondernemers is het niet aantrekkelijk genoeg meer om vast personeel in dienst te nemen. Zij zijn “onvoldoende wendbaar” volgens minister Karien van Gennip van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Van Gennip stelt dat de huidige arbeidsmarkt niet meer automatisch leidt tot de maatschappelijk gewenste resultaten. De huidige regelgeving versterkt de tweedeling tussen hen die gemakkelijk mee kunnen komen en hen die door ongunstige flexcontracten tussen wal en schip dreigen te raken.
Van Gennip wil dat mensen met flexibele contracten meer zekerheid krijgen over hun inkomen en hun rooster en dat schijnzelfstandigheid wordt teruggedrongen. Tegelijkertijd wil ze ondernemingen en werkenden helpen om wendbaarder te worden. Ook moet er een verplichte maar betaalbare arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zzp’ers komen. “Al met al is het voor het verdienvermogen van Nederland van belang werkgeverschap aantrekkelijk te houden en ondernemingen in staat te stellen te anticiperen op veranderende omstandigheden”, schreef ze in haar recente brief aan de Tweede Kamer. Maar liefst 37 maatregelen staan erin. De belangrijkste punten op een rijtje.
Flex wordt vaster, vast wordt flexer
De behoefte aan flexibele contracten (bij ‘piek en ziek’) zal blijven, maar de onzekerheid voor flexwerkers moet omlaag. De inzet is een gelijker speelveld tussen werknemers en zelfstandigen. Zelfstandigen krijgen in de Sociaal-Economische Raad een sterkere positie. De verschillen tussen arbeidsovereenkomsten voor onbepaalde tijd en allerlei vormen van flexibele arbeidsovereenkomsten worden verkleind. Regelgeving rond tijdelijke contracten wordt aangescherpt om bij structureel werk duurzame relaties te bevorderen. Van Gennip wil meer prikkels om de aard en inrichting van het werk leidend te laten zijn bij de keuze van het contract. Daar profiteren ondernemers én flexwerkers van.
Basiscontract komt voor nulurencontract
“Voor alles beschikbaar zijn en voor niets betaald krijgen, dat willen we niet”, stelt Van Gennip. Er komt een einde aan het nulurencontract. Voor menig flexwerker zal dat een opluchting zijn. In de plaats van het nulurencontract komt er een basiscontract. Werknemers krijgen binnen een basiscontract zekerheid over het minimaal aantal uren dat zij worden ingezet (en daarmee ook over het minimale inkomen in een bepaalde periode). De werknemer moet wel een x-aantal uren boven het aantal minimale uren beschikbaar blijven voor de werkgever.
Meer roosterzekerheid
Het basiscontract geeft werkgevers flexibiliteit, terwijl werknemers naast de zekerheid over het minimale aantal uren ook meer duidelijkheid krijgen over wanneer ze wel en niet kunnen worden ingeroosterd. Ze krijgen het recht om buiten de vooraf bepaalde en vastgelegde beschikbare uren de oproep te weigeren. Werknemers hebben hierdoor de mogelijkheid concrete afspraken te maken over een tweede baan, wat bij kan dragen aan economische zelfstandigheid. Ook kunnen ze gemakkelijker privé-afspraken maken, bijvoorbeeld over kinderopvang, een opleiding of mantelzorg.
Rechten voor uitzendkrachten
Uitzendkrachten krijgen na 52 weken recht op een contract dat niet meer op elk willekeurig moment kan worden beëindigd. Na twee jaar hebben ze recht op een vast contract. Uitzendbureaus die een loopje nemen met de nieuwe afspraken, krijgen vanaf 2025 te maken met een ‘certificeringsregeling’. Dat houdt in: boetes voor malafide bureaus én voor opdrachtgevers die zakendoen met die bureaus. Van Gennip verwacht binnenkort een wetsvoorstel hierover naar de Kamer te sturen.
Tijdelijk werk is echt tijdelijk
Ook draaideurconstructies bij tijdelijk werk passen niet meer bij de ‘arbeidsmarkt nieuwe stijl’. Werknemers moeten meer perspectief krijgen op een contract voor onbepaalde tijd. Jarenlang in tijdelijke contracten blijven hangen is niet wenselijk en de zogenaamde ‘ketenbepaling’ moet stevig worden opgerekt: de huidige onderbrekings- termijn voor tijdelijke contracten (zes maanden) komt te vervallen. Werkgevers mogen een werknemer na drie tijdelijke contracten pas weer een tijdelijk contract aanbieden na vijf jaar. Deze langere onderbrekingstermijn zal ook gelden voor uitzendkrachten.
Duidelijkere re-integratieverplichting
Kleine ondernemers hebben een groot probleem als één werknemer langdurig ziek wordt. De werkgever zit vaak lang in onzekerheid. Komt de zieke werknemer nog terug? Zo ja, wanneer? Door die onzekerheid is het lastig in te schatten of er wel of geen vervanger (in vaste dienst?) moet komen. Dat moet anders. De bedoeling is dat kleine en middelgrote werkgevers (tot en met honderd medewerkers) al na één ziektejaar te horen krijgen of ze de werknemer kunnen vervangen.
Werkgevers blijven overigens wel verantwoordelijk voor twee jaar loondoorbetaling bij ziekte en voor het verloop van het re-integratieproces.
Charles Verhoef, Zelfstandigen Bouw:
‘Verplichte AOV gedrocht van een regeling’
“De aangekondigde AOV-plicht voor zelfstandigen is naar ons idee niet bedoeld om zzp’ers te beschermen tegen de risico’s van arbeidsongeschiktheid, maar om hen fors duurder en dus onaantrekkelijker te maken en daarmee het aantal zelfstandigen terug te dringen.
Vanaf 2027 mogen zelfstandigen 200 euro per maand afdragen voor een uitkering als ze langer dan een jaar ziek zijn. De kans daarop is zeer gering. En als je dan de pineut bent, krijg je een uitkering op bijstandsniveau. De minister doet niets aan het feit dat velen geen regeling hebben getroffen gedurende het eerste jaar van ziekte. Terwijl daar ruim 90 procent van al het ziekteverzuim zit en je dat voor een paar tientjes per maand kunt regelen. En daarvoor bedenken we in dit land dan een gedrocht van een regeling.”
Doekle Terpstra, Techniek Nederland:
‘Concrete uitwerking zal lastig worden’
“Werkgevers en vakbonden laten zien dat ze met het kabinet afspraken kunnen maken over de arbeidsmarkt. Dat is goed nieuws. Maar de concrete uitwerking van de plannen zal lastig worden en tijd kosten. Als wij de belangrijkste plannen bekijken, vinden we het positief dat zelfstandigen zich voortaan verplicht moeten verzekeren. Het is wel belangrijk om een analyse te maken van wachttijd, premie en uitkeringsniveau. De plannen voor re-integratie kunnen ook op onze instemming rekenen.
Bedrijven tot honderd werknemers krijgen na één jaar duidelijkheid over re-integratie binnen het eigen bedrijf. Daarna houdt de ondernemer nog wel verantwoordelijkheid voor de re-integratie van de werknemer bij een ander bedrijf, maar kan vervanging alvast plaatsvinden. In de ‘crisis-WW’ die het kabinet voorstelt zien we weinig. We pleiten ervoor om werknemers tijdelijk aan de slag te laten gaan in een andere bedrijfstak in plaats van een beroep te laten doen op crisis-WW. Naar verwachting zal de technieksector er ook nauwelijks gebruik van maken. Maar ondernemers in de branche moeten hier straks wél aan meebetalen via een extra WW-premie. Financiering vanuit de algemene middelen, of vanuit de sectoren die een beroep doen op de regeling, zou beter zijn.”
Okke Spruijt, OnderhoudNL:
‘Duidelijkheid over loondoorbetaling bij ziekte’
“OnderhoudNL vindt het terecht dat voor seizoenswerk de huidige mogelijkheid van een tussenpoos van drie maanden blijft bestaan. Hoe dit precies in zijn werk gaat, wordt binnen de werkgeversorganisaties VNO-NCW en MKB-Nederland behandeld.
Vanuit veilig en gezond werken en vanuit het ‘gelijke speelveld’ zijn wij ook verheugd met de komst van de verplichte AOV inclusief een opt-out mogelijkheid om de verzekering zelf te regelen. Ook hiervoor geldt dat deze plannen verder uitgewerkt moeten worden. Wij houden de vinger aan de pols. Daarnaast kunnen wij ons vinden in de voorstellen om het fasensysteem in de uitzendsector in te korten, een ‘rechtsvermoeden van werknemerschap’ om schijnzelfstandigheid te voorkomen en snellere duidelijkheid over loondoorbetaling bij ziekte voor (mkb-)ondernemers. Al met al veelbelovend dus.”
Biba Schoenmaker, BroodfondsMakers:
‘Voorstel ongunstig voor zelfstandigen’
“Het huidige voorstel voor de AOV-plicht is voor veel zelfstandigen niet gunstig, met te hoge premies voor wat je ervoor terugkrijgt. Het aanvankelijke plan was dat ze de eerste twee jaar van hun arbeidsongeschiktheid zouden kunnen overbruggen met eigen geld, een Broodfonds of een andere regeling. Met de twee jaar eigen risico zou de premie ook lager kunnen worden. Een verplichte AOV is eigenlijk alleen een goede oplossing voor zelfstandigen die zich niet via een verzekeraar kunnen verzekeren tot aan de AOW-leeftijd vanwege de zwaarte van het beroep of hun medische verleden. Voor veel zelfstandigen zal de dekking te laag zijn. Voor hen is dan een aanvullende verzekering nodig of een goede opt-out regeling. De verzekering is niet geschikt voor DGA’s en ook een groot deel van de mensen met een flexcontract heeft er niets aan. Een basisverzekering tegen arbeidsongeschiktheid was een beter voorstel geweest.”
Dit artikel is eerder gepubliceerd in Aannemer 4-2023.
Discussie zien we graag op Aannemervak, maar wel met respect voor elkaar. Wij vragen daarom om onder volledige naam te reageren. Lees onze andere regels voor discussie hier. Met het plaatsen van een reactie verklaart u zich akkoord met deze regels.