Met de invoering van het besluit bouwwerken leefomgeving op 1 januari 2024 als opvolger van het bouwbesluit 2012 zijn er rariteiten en lacunes in de Bouwregelgeving geslopen. Nico Scholten, senior expert bij het Expertisecentrum Regelgeving Bouw (ERB), wijst in dit artikel op 7 onvolkomenheden omtrent brandveiligheid die hij in de huidige bouwregelgeving aantreft.
![](https://www.aannemervak.nl/wp-content/uploads/2024/10/1-shutterstock_92686534.jpg)
Brandveiligheidseisen stookruimten
afgezwakt
In artikel 7.9 van het Bouwbesluit 2012 wordt voor een brandveilige opstelling van een verbrandingstoestel verwezen naar NEN 3028. Artikel 2.83 vereist dat een technische ruimte waarin één of meer verbrandingstoestellen met een totale nominale belasting van meer dan 130 kW worden opgesteld, een afzonderlijk brandcompartiment is.
In tegenstelling tot artikel 2.83, zevende lid, van het Bouwbesluit 2012 is in artikel 4.51 van het Bbl niet meer geregeld dat een technische ruimte kleiner dan 50 m², maar met een gezamenlijk opgesteld vermogen van meer dan 130 kW (stookruimte), in een afzonderlijk brandcompartiment moet liggen. Dit geldt evenzo voor bestaande bouw, maar dan gekoppeld aan een vermogen van 160 kW (artikel 2.87, zevende lid van het Bouwbesluit 2012, versus artikel 3.38, zevende lid, Bbl).
Dit leidt tot brandgevaarlijke situaties. Anders dan de toelichting bij artikel 4.51 in het Bbl suggereert, zijn niet alle toestellen per definitie van veiligheden voorzien die brand voorkomen. Gasverbrandingstoestellen zijn niet de enige verbrandingstoestellen die worden geïnstalleerd. Voor bestaande toestellen geldt dat al sowieso niet.
![](https://www.aannemervak.nl/wp-content/uploads/2024/10/2-shutterstock_92686588.jpg)
Bouwregelgeving kan per gemeente verschillen
Het uitgangspunt van de bouwregelgeving is al sinds 1992 landelijke uniformiteit. De installatiewereld kan niet overweg met bouwregelgeving die per gemeente kan verschillen, zoals aangegeven in het inleidende deel bij de artikelsgewijze toelichting bij hoofdstuk 6 van het Bbl.
Artikel 6.5 (maatwerkvoorschriften)
Dit artikel maakt het voor het bevoegd gezag mogelijk om in concrete gevallen maatwerkvoorschriften te stellen over het brandveilig gebruik van een bouwwerk. In dit artikel is in het eerste lid bepaald dat maatwerkvoorschriften mogen worden gesteld over de specifieke zorgplicht van artikel 6.4 en over de regels van afdeling 6.2 (brandveiligheid). Met dat maatwerkvoorschrift mag alleen een nadere invulling (concretisering) worden gegeven aan de specifieke zorgplicht van artikel 6.4 en aan de in afdeling 6.2 uitgewerkte specifieke regels over brandveilig gebruik. Er mag dus niet van die regels worden afgeweken.
![](https://www.aannemervak.nl/wp-content/uploads/2024/10/3-shutterstock_92686597.jpg)
Onduidelijkheid brandveiligheidsaspecten
Volgens artikel 2.17 van het Bbl vallen aanvragen voor een omgevingsvergunning voor de bouwactiviteit niet onder gevolgklasse 1 als sprake is van gelijkwaardigheid in de zin van artikel 4.7 van de Omgevingswet. Dat was tot de invoering van het Bbl ook aan de orde bij brandcompartimenten die groter zijn dan in de prestatie-eisen is vastgelegd, zijnde 1.000 m², dan wel 2.500 m². Voor het aspect beheersbaarheid van brand zijn echter NEN 6060 en NEN 6079 rechtstreeks aangestuurd in het Bbl. Dat geldt niet voor het aspect veilig vluchten uit dergelijke grote brandcompartimenten. De tekst van artikel 2.17 roept dan ook grote vraagtekens op:
Artikel 2.17 BBL
2. Een bouwactiviteit valt onder gevolgklasse 1 als: […]
d. bij de bouwactiviteit geen gelijkwaardige maatregel wordt toegepast in verband met een in dit besluit uit het oogpunt van constructieve veiligheid of brandveiligheid gestelde regel;
e. bij de bouwactiviteit geen toepassing is gegeven aan NEN 6060 of NEN 6079 bij het bepalen van de gebruiksoppervlakte van een brandcompartiment;
![](https://www.aannemervak.nl/wp-content/uploads/2024/10/4-shutterstock_92848756.jpg)
Brandveiligheidsvoorziening voor de afvoer van rookgas ontbreekt
Sinds 1 april 2012 ontbreekt het onderstaande voorschrift ten aanzien van de brandveiligheidsvoorziening voor de afvoer van rookgas in de bouwregelgeving, en dus ook in het Bbl.
Artikel 2.84 uit bouwbesluit 2003
[…]
2. Materiaal waaruit een voorziening voor de afvoer van rook is samengesteld, is, bepaald volgens NEN 6064, onbrandbaar. Dit geldt uitsluitend indien in dat materiaal een temperatuur, bepaald volgens NEN 6062, kan optreden van meer dan 363 K.
![](https://www.aannemervak.nl/wp-content/uploads/2024/10/5-shutterstock_92686585.jpg)
Aansturen verkeerde versies normbladen ten aanzien van brandveiligheid veestallen
Binnen de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit zijn dit jaar vragen en opmerkingen voorgelegd aan de toenmalige minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Die gingen over het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit houders van dieren in verband met het stellen van brandveiligheidsvoorschriften (kamerstuk 28 286, nr. 1325).
Wat is er aan de hand? NEN heeft twee normbladen gepubliceerd: NEN 6060 en NEN 6079. Beide gaan over grote brandcompartimenten zoals veestallen, met daarin specifieke eisen om dierenleed zoveel mogelijk te voorkomen in geval van een brand. In het Bbl zijn die normbladen aangestuurd, maar bewust de oude versies waarin de passages over veestallen nog niet voorkomen. Het ontwerpbesluit, hangende aan de Wet dieren, stelt periodieke keuringsverplichtingen ten aanzien van de voorziening voor elektriciteit en brandveiligheid centraal.
Die twee onderwerpen zijn onderwerp van regeling van het Bbl, dus hoezo wordt dit nu ook onder de Wet dieren onderwerp van regeling? En waarom zijn de normbladen, opgesteld door de specialisten omtrent brandveiligheid, waaronder elektrische installaties, met betrekking tot het beperken van het dierenleed niet aangestuurd? De commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit gaat hierover op korte termijn de discussie aan met het nieuwe kabinet.
![](https://www.aannemervak.nl/wp-content/uploads/2024/10/6-shutterstock_92686606.jpg)
Verkeerd uitgangspunt bij voorschriften veilig vluchten
Voor veilig vluchten is het uitgangspunt dat je vanaf elk punt van een voor mensen toegankelijke vloer in twee richtingen kunt vluchten. De situaties waarbij met slechts één vluchtroute kan worden volstaan, waren als uitzonderingsregel in het Bouwbesluit 1992 en 2003 geregeld. Vanaf het Bouwbesluit 2012 en ook in het Bbl is het basisuitgangspunt ten onrechte het slechts kunnen volstaan met één vluchtroute. Naast het feit dat dit onjuist is, maakt het de voorschriften voor de gebruikers ook onleesbaar.
![](https://www.aannemervak.nl/wp-content/uploads/2024/10/shutterstock_92686582.jpg)
Verkeerde eis breedte gemeenschappelijke trap in woongebouw bij veilig vluchten
Het derde lid van onderstaande artikel is een verdwaald voorschrift.
Artikel 4.78 uit bbl (inrichting vluchtroute: vrije doorgang)
[…]
3. Als op een trap in totaal meer dan 600 m2 vloeroppervlakte aan verblijfsgebied is aangewezen, is de breedte van de trap ten minste 1,2 meter.
Uit de toelichting bij Stb. 1991, 680 volgt dat die maat van 1,2 meter in het tweede lid van artikel 4.78 is voorgeschreven voor de ontsluiting van woningen in een woongebouw, in het geval de kans op gelijktijdig stijgend en dalend verkeer aanwezig is. Dit voorschrift heeft geen enkele relatie met vluchten, want dan is normaliter slechts sprake van dalend verkeer nog voor het moment dat de brandweer is gearriveerd en het gebouw zou willen doorzoeken.
![Nico Scholten, senior expert bij
Expertisecentrum
Regelgeving Bouw
(ERB).](https://www.aannemervak.nl/wp-content/uploads/2024/10/Nico-Scholten-1024x683.jpg)
Dr. ir. Nico Scholten is senior expert bij Expertisecentrum Regelgeving Bouw (ERB).
Discussie zien we graag op Aannemervak, maar wel met respect voor elkaar. Wij vragen daarom om onder volledige naam te reageren. Lees onze andere regels voor discussie hier. Met het plaatsen van een reactie verklaart u zich akkoord met deze regels.